('uit) v. (...spraken)
I. [uitspreken I 1]
1. Algm. wijze van uitspreken : de van het Nederlands; een goede, zuivere -.
2. Inz. tongval : ik ken hem aan zijn -.
II. [uitspreken I 5] vonnis : de van de rechter; doen; over acht dagen.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
('uit) v. (...spraken)
I. [uitspreken I 1]
1. Algm. wijze van uitspreken : de van het Nederlands; een goede, zuivere -.
2. Inz. tongval : ik ken hem aan zijn -.
II. [uitspreken I 5] vonnis : de van de rechter; doen; over acht dagen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: