(trom'pet) v. (-ten; -je)
[Fr.)
I. Eig. koperen blaasinstrument dat een schetterende, doordringende toon geeft : op de blazen, de steken, ook Fig. een windje laten. Syn. ➝ bazuin.
II. Metn. orgelregister dat de trompet naspeelt. III. Metf. [wegens de trompetvorm]
1. spreekhoorn.
2. Eustachiusbuis.