Werkwoorden vervoegen
trompetten
Tegenwoordige tijd trompetten
Ik trompet
Jij trompet
trompet jij?
U trompet
Hij/Zij/Het trompet
Wij trompetten
Jullie trompetten
Zij trompetten
Verleden tijd van trompetten
Ik trompette
Jij/U trompette
Hij/Zij/Het trompette
Wij trompetten
Jullie trompetten
Zij trompetten
Voltooid deelwoord van trompetten
getrompet
Tegenwoordig deelwoord van trompetten
trompettend