Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

ton

betekenis & definitie

v. (-nen; -netje)

I. Eig. gekuipt houten vat, ongeveer cilindervormig, maar in het midden wijder : een bier.

Gez. door de gaan, bankroet gaan; het -netje riekt altijd naar de haring, wat, hoe iemand vroeger is geweest, is altijd nog wel te merken; zo rond als een zijn, zich dik gegeten hebben. → haring. sprong. Syn. → kuip. II. Metn.

1. inhoudsmaat: een schip van 12 - of 12 m3; scheepston, registerton; een aardappelen, bier is 1 hl; een boter is 160 kg; een gouds is 100 000 gulden; een haring is 1/14 last; (metrieke) (afk. t), 1000 kg; een turf is 2 hl; -nen (schats) kosten, zeer aanzienlijke sommen.
2. geldmaat, f 100 000.

III. Metf.

1. Zeew. tonvormige boei tot afbakening van het vaarwater : rode. zwarte -nen.
2. tonnetje, pop van vlinders inz. van de zijderups.
3. tonnetje sluiting aan halskettingen en -snoeren in de vorm van een tonnetje.

Enc. De inhoud van grote schepen wordt aangegeven in tonnen. Hiermede is bedoeld de Engelse ton van 100 kubiek voet of registerton d. i. 2,83 m3. Gewoonlijk trekt men, volgens het Engels stelsel, van de bruto tonnenmaat een zeker % af voor de machinekamers, de bunkers enz., terwijl men in België werkelijk de inhoud van de machinekamers, bunkers enz. meet en die inhoud van de bruto tonnenmaat aftrekt. Wil men dus b. v. de statistieken van de Havendienst te Antwerpen, met die van andere landen vergelijken,dan moet men de tonnenmaat, door de Antwerpse Havendienst opgegeven, verminderen met ± 15%.

< >