('stuivən) (stoof, gestoven) [~ stof]
I. (heeft)
1. in stof op waaien: -d kaf; stof, zand, sneeuw, schuim kan -; -de veren; het stuift, het stof vliegt op; het stuift er, het gaat er heet toe.
2. stuifmeel afgeven: de rogge begint te -.
3. stof opjagen, doen opvliegen, maken: wat stuift die meelmolen! de paarden door het zand; bij het vegen.
II. (is) met grote snelheid weggaan: -de paarden; uit de deur -; naar buiten -; uit elkander van schrik; niet weten waar iemand gestoven of gevlogen is; het is gestoven.