(sol'da:t) m. (...daten; -je) [soldij trekkend]
I. Eig. krijgsman, iemand die in het leger dient: hij is gewoon ; hospitaal -, zeesoldaat; met tinnen -jes spelen; -je spelen; een van fortuin, die het door geluk bij de krijgsdienst ver gebracht heeft; iets (b. v. een fles) maken [inlijven], opdrinken, opeten.
II. Metf.
1. meestal vklw. nagebootste soldaat van lood of tin, als kinderspeelgoed.
2. soldaatje, geroosterd reepje brood: spinazie met -jes.