('schattən) (schatte, heeft geschat)
1. Veroud. een zeker deel van iemands schatten, bezit opeisen: brandschatten.
2. de waarde ervan ramen, taxeren: goederen -; de geschatte waarde bedraagt 50 000 fr.; de heide wordt geschat op ƒ 100 per hektare; iemands bezit -.
3. bij gissing bepalen: een bedrag, hoeveelheid, afstand, tijdsduur -.
Syn. ➝ begroten.
4. er een bepaalde waarde aan hechten: zijn hulpvaardigheid kan niet te hoog geschat worden; iets op de rechte prijs -; iets te gering -.
Syn. ➝ achten.
5. achten: hu schatte zich gelukkig dat gevonden te hebben.