Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

Rome: Bezienswaardigheden

betekenis & definitie

Oude monumenten van de ➝ Romeinse kunst; katakomben, St.-Laurentius buiten de Muren (578-1220); Vatikaan (hoofdzakelijk XVde en XVIde eeuw) met de Sixtijnse Kapel (1473), de loggia’s door Raffaël geschilderd, en museums ; St.-Pieterskerk (1506-1626); Quirinaal (1574 begonnen als zomerpaleis van de pausen, later Koninklijk Paleis);

Kapitool (XVIde) met museum, St.-Jan in Lateranen (XVIIde).

Sta Maria Maggiore (gevel van 1743), St.-Paulus buiten de Muren (na de brand van 1823 herbouwd), Monument Victor Emmanuel II (1885-1911). Paleis van Justitie (1905), prachtige fonteinen, de Monte Pincio met wandelingen en vergezichten, de Via Appia.

2. Geschiedenis.

Rome werd volgens de sage door ROMULUS gesticht op de Palatinus en breidde zich spoedig over de andere zes heuvelen uit. In 390 v. K. werd het door de Galliërs ingenomen en verwoest, doch spoedig weer opgebouwd. Geleidelijk groeide het aan, verkreeg echter zijn grote uitbreiding en pracht eerst bij het einde van de republiek door CAESAR en AUGUSTUS, onder wie de bevolking wel één miljoen bedroeg. Een reeks van prachtige pleinen deed het oude middelpunt, het Forum Romanum, naar het noordoosten aansluiten bij het Campus Martius, waar fraaie gebouwen verrezen De brand onder NERO (64 n. K.) schiep ruimte voor nieuwe stadsgedeelten.

Tegen het einde van de IIIde eeuw moest de stad tegen de dreigende aanvallen van de Germanen met een ringmuur worden beveiligd die thans nog gedeeltelijk bestaat. Door de verlegging van de keizerlijke residentie naar Konstantinopel (330) en van de hoofdstad van het Westromeinse Rijk naar Ravenna (395), verloor Rome veel van zijn staatkundige betekenis, en door de plundering van ALARIK (410), GENSERIK (455), de belegeringen en veroveringen van BELISARIUS (536) en TOTILAS (546) zijn stoffelijke bloei. De Langobarden hebben Rome niet veroverd maar meer dan eens bedreigd. Dit gaf aanleiding tot de tussenkomst van PEPIJN, de stichter van de Kerkelijke Staat. In de middeleeuwen waren de pausen de regeerders en verfraaiers van Rome, en de Duitse koningen lieten er zich tot keizer kronen. De renaissancetijd was voor Rome een schitterend tijdperk dat onderbroken werd door de plundering van de stad door KAREL VAN BOURBON 1527, doch later met MICHELANGELO werd voortgezet.

Van 1810-1814 behoorde Rome bij het Franse Keizerrijk en verloor veel kunstschatten. Na zijn verheffing tot hoofdstad 1871 en vooral in de twintigste eeuw werd het meer en meer gemodernizeerd en is thans een wereldstad aan ’t worden. Sedert de oplossing van de Romeinse Kwestie (1929) vormt de ➝ Vatikaanse Stad een zelfstandig gebied binnen Rome. In de Tweede Wereldoorlog bleef Rome, behalve een paar uitzonderingen (bombardement van St.-Laurentius buiten de Muren), onbeschadigd.

Romeinse Geschiedenis

I. KONINKRIJK

Het koninkrijk duurde van 753-510 v.K. De Trojaanse afkomst (AENEAS) van de Romeinen, de stichting van een voorlopig koninkrijk in Alba Longa en die van Rome 753 door ROMULUS, evenals de versmelting van een Latijnse en Sabijnse stad zijn legenden. Volgens de overlevering waren ROMULUS’ opvolgers in het koningschap : NUMA POMPILIUS, TULLUS HOSTILIUS, ANCUS MARTIUS, TARQUINIUS DE OUDE, SERVIUS TULLIUS en TARQUINIUS DE TROTSE, die door BRUTUS werd verdreven.

II. REPUBLIEK De republiek (510-31 v. K.) werd tot in de laatste tijden bestuurd door twee konsuls, bijgestaan door de senaat. Andere hoge ambtenaren waren de censoren, de pretoren, de edielen en de kwestoren.

1. Opkomst (510-264 v. K.)

De soevereiniteit berustte bij het Romeinse volk dat zijn macht uitoefende in de Komitiën. De 200 eerste jaren zijn gekenmerkt door de strijd tussen de patriciërs en de plebejers, die 367 volledige politieke gelijkstelling verkregen. Ondertussen werden voorspoedige oorlogen tegen de Hernici, de Volscen, de Aequers en tegen Veii gevoerd. In 390 verwoestten de Galliërs Rome, doch spoedig herbouwden de Romeinen onder CAMILLUS hun stad en breidden door oorlogen tegen de Latijnen, de Samnieten en PYRRHUS hun heerschappij over geheel Midden- en Zuid-Italië uit.

2. Bloeitijd (264-133 v. K.)

De Punische Oorlogen brachten Sicilië, Cisalpijns-Gallië en gedeeltelijk Noord-Afrika; de Macedonische Oorlog Macedonië; de Syrische Oorlog Klein-Azië; de oorlog tegen Numantia een deel van Spanje onder de macht van Rome, dat thans de wereldheerschappij bezat.

3. Verval (133-31 v.K.)

Ondertussen ontstond tussen de aristokratische senaatspartij (optimaten) en het volk een nieuwe strijd, waarvan de eerste slavenopstand op Sicilië 136 het voorspel was. De Gracchen beproefden tevergeefs de sociale toestanden te verbeteren. In 90 brak de Bondgenotenoorlog uit, die eindigde met de verlening van het burgerrecht aan de Italische bondgenoten. In de Eerste Burgeroorlog 88-81 versloeg SULLA, de aanvoerder van de optimaten, de volkspartij onder MARIUS (de overwinnaar van JUGURTHA en van de Kimbren en Teutonen). In 60 sloten POMPEJUS (de overwinnaar van MITHRIDATES). CAESAR en CRASSUS het Eerste Driemanschap.

Tussen CAESAR (de onderwerper van Gallië) en POMPEJUS brak echter weldra de Tweede Burgeroorlog (49-45) uit. POMPEJUS werd overwonnen en reeds 48 vermoord; CAESAR, het hoofd van de volkspartij, tot diktator verheven, maar 44 eveneens door een samenzwering om het leven gebracht. Na de overwinning van het Tweede Driemanschap (ANTONIUS, LEPIDUS, OCTAVIANUS) op de saamgezworenen, ontstond de Derde Burgeroorlog 32-30 tussen ANTONIUS en OCTAVIANUS, die 31 bij Actium overwon en alleenheerser werd.

III. KEIZERRIJK Het keizerrijk gaat van 31 v. tot 476 n. K.

1. Bloeitijd (30 v.-180 na K.)

AUGUSTUS, uit het geslacht van de Julii, deelde in naam het hoogste gezag met de senaat (dyarchie), maar zijn opvolgers ontwikkelden hun macht tot volkomen absolutisme. AUGUSTUS’ stiefzonen DRUSUS en TIBERIUS onderwierpen gedeeltelijk Germanië, dat echter na de nederlaag in het Teutoburger Woud (9 n. K.) moest worden opgegeven. De opvolgers van TIBERIUS nl. CALIGULA, CLAUDIUS (onder hem verovering van Brittannië) en NERO waren wrede tirannen. Onder VESPASIANUS, de stichter van de dynastie der Flaviërs, werd 70 de opstand van de Batavieren gedempt en door TITUS Jeruzalem ingenomen.

Het gelukkigste tijdperk van het Keizerrijk was dat van de aangenomen keizers uit het huis der Antonijnen. Onder TRAJANUS bereikte het Rijk zijn grootste omvang. HADRIANUS versterkte de Britse grens door de Hadrianuswal.

2. Verval 180-284.

De legers riepen de soldatenkeizers uit, die kort regeerden en bijna allen vermoord werden. Ook tegenkeizers o. a. de 30 tirannen trachtten het bewind te bemachtigen, terwijl de Germanen in het noorden, de Perzen in het oosten het verzwakte Rijk aanvielen.

3. Ontbinding 284-395.

DIOCLETIANUS, die het absolutisme invoerde, zag zich door de verwoede aanvallen van de Germanen gedwongen de regering met verschillende onderkeizers te delen. KONSTANTIJN DE GROTE (306-337) maakte een einde aan de kristenvervolgingen door het Edikt van Milaan (313), verenigde tijdelijk het gehele Rijk en verlegde de hoofdstad naar Konstantinopel. Zijn neef, JULIAAN DE AFVALLIGE (361-363) trachtte tevergeefs het heidendom te doen herleven. Onder zijn opvolgers woedden de ariaanse twisten en bedreigden de Germanen, die omstr. 375 de Volksverhuizing begonnen, het Romeinse Rijk. Dit werd 394 door THEODOSIUS DE GROTE voor de laatste maal onder één scepter verenigd, doch nog vóór zijn dood onder zijn beide zonen verdeeld. ARCADIUS werd keizer over het Oostromeinse Rijk.

HONORIUS over het Westromeinse Rijk dat Italië, Gallië, Brittannië en Spanje omvatte en Ravenna als residentie had. Dit Westromeinse Rijk had veel te lijden onder de invallen van de Hunnen en Germanen; 410 werd Rome ingenomen door de Westgoten onder ALARIK, 455 door de Vandalen onder GENSERIK; de provinciën Aquitanië en Spanje gingen aan de Westgoten, Afrika aan de Vandalen, Gallië aan de Boergondiërs en de Franken, Brittannië aan de Angelsaksen verloren. Eindelijk veroverde de Rugiër ODOAKER Italië en zette 476 ROMULUS AUGUSTULUS, de laatste keizer van het Westromeinse Rijk af, dat daardoor ophield te bestaan. In de VIde eeuw heroverde JUSTINIANUS I een aanzienlijk deel van het vroegere Westromeinse Rijk. Het Oostromeinse bleef voortbestaan tot 1453.

ROMEINSE KEIZERS

58-68 Westromeinse keizers
1. Augustus v. K. 31
2. Tiberius, stiefzoon van 1 n. K. 14
3. Caligula 37
4. Claudius 41
5. Nero 54
6. Galba 68
7. Otho 69
8. Vitellius 69
9. Vespasianus 69
10. Titus < 9 79
11. Domitianus < 9 81
12. Nerva 96
13. Trajanus, aangenomen < 12 98
14. Hadrianus, aangenomen < 13 117
15. Antoninus Pius, aangenomen <14 138
16. Marcus Aurelius, aangenomen <15 161
17. Verus, aangenomen < 15 161
18. Commodus < 16 180
19. Pertinax 193
20. Didius Julianus 193
21. Septimus Severus 193
22. Caracalla <21 211
23. Macrinus 217
24. Elagabalus 218
25. Alexander Severus, achterneef van 21 222
26. Maximinus Thrax 235
27. Gordianus I, II, III 238
28. Philippus Arabs 244
29. Decius 249
30. Gallus 251
31. Valerianus < 30 253
32. Gallienus 260
33. Claudius II Goticus 268 51. Juliaan de Afvallige, neef van 46 361
34, Aurelianus 270 52. Jovianus 363
35. Tacitus 275 53. Valentinianus I 364
36. Probus 276 54. Valens, broeder van 53 364
37. Carus 282 55. Gratianus < 53 375
38. Carinus < 37 283 56. Valentinianus II < 53 375
39. Numerianus < 37 283 57. Theodosius de Grote 378
40. Diocletianus 284 58. Honorius < 57 395
41. Maximianus 285 59. Valentinianus III, neef van 58 423
42. Galerius, schoonzoon ran 40 305 60. Maximus Petronius 455
43. Constantius Chlorus 305 61. Avitus 455
44. Maxentius <41 306 62. Majorianus 457
45. Maximinus Daia 306 63. Severus 461
46. Konstantijn de Grote < 43 306 64. Anthemius 467
47. Licinius 308 65. Olybrius 472
48. Constantius < 46 337 66. Glycerius 472
49. Constans < 46 337 67. Julius Nepos 473
50. Konstantijn II < 46 337 68. Romulus Augustulus 476

< >