Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

radar

betekenis & definitie

('ra:dar) m. [Eng. ra(dio) d(etecting) a(nd r(anging), ontdekking en afstandsmeting door radio]

1. Eig. techniek om, door de uitzending van radiogolven, die door een voorwerp worden teruggekaatst, plaats en afstand van dit voorwerp te bepalen.
2. Metn. toestel daarvoor.

Enc. Radar is een scheepvaart- en bewakingstechniek in het luchtruim, die op de terugkaatsing van ultrakorte radiogolven berust. Van een zendstation worden die elektromagnetische golven met een lengte van ± 1 cm, in de vorm van richtstralen uitgezonden. Stoten ze tegen enige hindernis op hun weg, dan worden ze teruggekaatst. Zichtbaar zijn ze niet, maar het voorwerp dat ze terugkaatst, kan zichtbaar gemaakt worden door b. v. een lichtscherm te verwekken. Bij voldoende korte golflengte wordt de weerkaatsende hindernis op het lichtscherm afgebeeld en het beeld is des te scherper, naarmate de golven korter zijn.

De afstand tussen het zendstation en de terugkaatsende hindernis wordt berekend naar de tijd die de golf nodig heeft om heen en weer te gaan en steunt op het tijdverschil tussen het sein dat het vertrek van de golf aangeeft en het sein van zijn terugkomst. Radar wordt toegepast bij bodemstations en bij boordstations.

1) Bodemstations kunnen de aanwezigheid, van een naderend vliegtuig herkennen en dat op een afstand die ver buiten de grenzen van de zichtbaarheid ligt. Daarbij speelt het donker of nacht zijn, nevel of mist geen rol. Door bepaling van de invalhoek der terugkaatsende golven en kombinatie van twee of meer samenwerkende bodemstations, kan men met zekerheid de plaats bepalen waar een vliegtuig zich bevindt.
2) Radarboordstations d. i. radarstations aan boord van een vliegtuig. De piloot kan ontdekken of een vliegtuig nadert, welke de hoogte is van de bodemverheffing, of land nadert enz. Ook de zeescheepvaart gebruikt radar om ’s nachts en bij mist veilig te varen en om de diepte van de zee te bepalen.

< >