Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

raak

betekenis & definitie

(ra:k)

I. m. het raken, treffen: op de schieten, op goed geluk af. ➝ luk.

II. bn. en bw. (raker, -st)

1. geraakt, getroffen: elk schot was -; rake bomworpen doen; mis! neen, -!

Tgst. mis.

2. gevoelig pijn doend: de klap was -.
3. doeltreffend: die steek onder water was -.

III. v. (raken) achterste gedeelte van het gehemelte.