Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

plegen

betekenis & definitie

I. ('ple:gən) (pleegde, heeft gepleegd)

1. Veroud. verplegen.
2. verrichten, doen: een goede daad -; afgoderij -; een misdaad, misdrijf onrecht -; geweld, ontucht -; bedrog, fraude, oplichting -; diefstal -; verraad -; met iemand raad, (gemeen) overleg -.

Syn. begaan.

3. in praktijk brengen: de deugd -.

II. ('ple:gən) (placht, zonder verl. deelw.) gewoon zijn: hij placht dat te doen. Gez. het pleegt (te geschieden enz.), het is regel dat...; hij placht te vertellen, te zeggen, hij vertelde, zei gewoonlijk; iets te zijn, dat gewoonlijk zijn.

< >