('plechtəch) bn. en bw. (-er, -st) [plicht]
1. Veroud. verplicht, verbonden.
2. Veroud. overeenkomend met de gebruiken.
3. met inachtneming van alle vormen, met staatsie geschiedend: een -e bijeenkomst, vergadering; een -e intocht; -e ceremoniën; een -e mis.
Syn. ➝ afgemeten.
4. in, met de vereiste vorm (geschiedend): een -e eed; iets afzweren; iets beloven, verklaren.
5. een ernstige indruk makend: een voorkomen; hij sprak op -e toon; -e taal, muziek; -e verzen; een -e stilte; zingen.