[-en; -tje)
I. Eig. grove wollen stof: een rek van grove -.
II. Mefn.
1. kleed daaruit vervaardigd: de der franciskanen; bruine, grauwe -; een grove, ruige, ruwe, slechte (monniks)-; de aannemen, monnik worden.
2. lichaam, alleen in de uitdr.: op zijn krijgen, afgeranseld worden.