Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

opdracht

betekenis & definitie

('ob) v. (-en; —je)

I. [opdragen 4]
1. Eig. het opdragen.
2. Metn. opgedragen last, taak: iemand een geven; een krijgen, uitvoeren, volbrengen; zich van een kwijten; de was niet van de aangenaamste; iets in hebben; een boek uitgegeven volgens van of vanwege een genootschap. Syn. ➝ bevel.

II. [opdragen]

1. toewijding aan God: Maria’s in de tempel.
2. toewijding aan de H. Maagd in een kongregatie: zijn doen.
3. toewijding als blijk van hulde: vóór in een druk een zetten, drukken.

< >