Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

lokken

betekenis & definitie

(lokte, heeft gelokt) [~ liegen]

1. aantrekken door middel van iets dat de zinnen streelt, de begeerte prikkelt enz.: de hond met een klontje suiker -; hansworsten vóór de kermistent lokten de lui naar binnen; dat ongeval lokte veel kerkgangers; door valse betichtingen werd hij uit zijn terughouding gelokt; dat boek lokt niet tot zonde, maar geeft er een walg van; iemand in een hinderlaag, in het net, in een (val)strik -. ➝ tent.
2. door lokken (1) ergens doen komen: uit andere beurzen geld in zijn eigen portemonnee -.
3. te voorschijn roepen, doen ontstaan; die bedreiging lokte tranen uit de ogen; zijn lustige luim kon geen luchtige tonen uit haar ontstemd gemoed -.
4. ergens naar toe trekken: een snoepwinkel met de -de babbelaars; die gelukkige uitkomst lokte zijn vriend om ook eens een proef te nemen; iemand tot iets -.
5. bekoren: ’t -d uitzicht op veroveringen.

< >