('le:vənt) bn. en bw.
1. in leven zijnde : -e bloemen, beelden; iemand begraven, delven, verbranden; -e strijdkrachten, weermiddelen; geen -e ziel, geen wezen; daar zijn ze begraven, daar horen of zien ze niets. → beeld, have, lijf, natuur, taal, water.
2. krachtig, levendig: een open, mannengezicht.