v. (-pen; -je)
I. [~ klimmen]
1. Eig. harde, steile rots, voornamelijk in de zee : de omvaren ; blinde -, die tot nagenoeg aan de oppervlakte van het water reikt; wakende -, die boven water Oprijst.
2. Metf. hinderpaal, beletsel, oorzaak tot ondergang : tussen de -pen doorzeilen; een ontzeilen, te boven komen; op een stranden; tussen de -pen door, met vermijding van allerlei gevaren; tegen de -pen aan of op liegen, onbeschaamd.
II. [~ klep] vogelslag, knip.