(‘ke:gələn) (kegelde, gekegeld)
I. (heeft)
1. met de kegels spelen : een partij gaan -.
Gez. die wil, moet opzetten [geld mede inzetten], die winnen wil. moet wagen; met mensen, personen -, ze naar believen omverwerpen, weer opnemen enz.; Onze-Lieve-Heer is of ze zijn boven aan ’t -, het dondert.
2. met geweld verwijderen : iemand ergens uit of buiten -.
3. Plat. een kwalijk riekende adem hebben, in de uitdrukking: uit zijn das -.
II. (is) [als een kegel] nedervallen : op de grond -.