Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

partij

betekenis & definitie

(par'tij) v. (-en; -tje) [Fr. partie < Lat. pars, partis. deel]

I. Eig. 1. A. Algm. gedeelte, deel van iets : een boom in vijf -en gezaagd; bij -en.

B, Inz. a. uitgestrektheid lands : een bouwland verkopen, huren.

b. onderdeel van een landschap : er zijn charmante -en in deze bosstreek.
c. onderdeel van een schilderij, tekening enz. : sommige -en zijn met een vloed van licht overgoten; donkere, lichte -en.
d. onderdeel van een rekening of boekhouding : de eerste die op de rekening staat.
e. Muz. gedeelte door een bepaalde stem of instrument uitgevoerd : de eerste, tweede spelen; zijn goed zingen; al de -en zijn goed bezet.
2. a. Algm. deel, hoeveelheid zaken : bij kleine -tjes.
b. Hand. hoeveelheid goederen : een koffie kopen, leveren, verkopen, ik wil dat -tje wel overnemen.
3. A. Algm. deel, hoeveelheid personen : een (mensen) die zo denkt; een deugnieten, huilende studenten; maken met een paar kameraden om uit te rijden ; van de zijn, ergens aan meedoen, eraan deelnemen.
B. Inz. a. troep gewapenden met een bepaalde taak belast: een uitzenden: in, op gaan, lopen, uitgezonden worden om de vijand schade te berokkenen of stropen.
b. vereniging van gelijkgezinde personen, staten enz.: de van de ontevredenen.
c. gezamenlijke personen die iemands meningen, belangen toegedaan zijn : de van de Prins van Oranje. Gez. de beste, verstandigste enz. kiezen, doen wat in de gegeven omstandigheden het beste enz. schijnt; iemands - of (de) voor iemand kiezen, (op)nemen, trekken, zich bij hem aansluiten, zijn belangen voorstaan of het voor hem opnemen, hem verdedigen; kiezen, nemen, een beslissing nemen betreffende een partij, zich partij stellen; van iemands zijn of zijn houden, volgen, hem aanhangen en steunen. Syn. aanhang.

d, groep van personen die dezelfde beginselen zijn toegedaan en die trachten te doen zegevieren : de konservatieve, liberale -; zich bij een aansluiten; tot een andere overgaan; buiten de -en staan; voor het lidmaatschap van de bedanken; de van het behoud, van de vooruitgang; de van de doodgravers. Syn. → bende.

e. aantal personen bijeengekomen om zich te vermaken : van de zijn.
f. partijtje Ong. zootje : ‘t is me een mooi -tje!
4. a. Algm. een van twee of meer personen of groepen, die met elkander een overeenkomst (kunnen) aangaan : de kontrakterende -en.
b. Inz. huwelijkskandidaat : die jongen is een goede -.
5. A. Algm. een van twee of meer personen of groepen die tegenover elkander staan : (on)gelijke -en; de -en die in rechte met elkander strijden; de procederende -en; zijn; zich stellen tegen iemand; men kan niet rechter en tevens zijn; (de) -en horen; de oorlogvoerende -en.
B. Inz. a. tegenstander, konkurrent, vijand : dat zou een geduchte kunnen worden,
b. een van twee of meer personen of groepen die met elkander spelen : de met het grootste aantal punten krijgt de prijs; zijn (tegen)partij was hem te sterk.

II. Metn. 1. [van I 1 B e] muziek van een partij : zijn vergeten hebben.

2. [van I 2 b] handelstransaktie, koop : de gaat niet door; een sluiten.
3. [van I 3 B e] feestelijke bijeenkomst, feest : een schitterende, stijve, vrolijke -; naar een gaan; een bij wonen; op moeten; een geven; een mislukte -, ook Fig. iets dat niet slaagt; van iets trekken, er nut, voordeel uit trekken.
4. [van I 4 b] huwelijksverbintenis : een -tje sluiten; een begerenswaardige, goede, rijke -; een afslaan; een (briljante enz.) doen, een (briljant enz.) huwelijk sluiten.
5. [van I 5 B b] spel tussen twee of meer personen : een -tje biljart, boston, quadrille, schaak, skaat, tennis, whist.