v.
1. Eig. in de Griekse mytologie, dochter van Priamos, koning van Troje, en van Hekabe, priesteres van Apolloon, versmaadde de liefde van die god en werd daardoor gestraft dat niemand meer aan haar sombere voorspellingen geloofde.
2. kassandra (-’s) Metf. ongeluksprofetes naar wie niemand luistert.