v. en o. (-sen; -je) [Fr.]
I. Eig.
1. Algm. vleesloos gebeente van mens of dier: bij het opruimen van dat graf, heeft men een gevonden.
2. Inz. vleesloos geraamte van een gebraden vogel: laat de hond nu verder het afkluiven.
II. Metf.
1. geraamte van metaaldraad voor of in vrouwenmutsen: een met ongetwijnde zijde omsponnen
2. vervallen menselijk, dierlijk of ander gestel: op een bed lag een met glazige ogen; een van een paard; het gebarsten van een straatorgel.
III. Metn.
1. [van I 1] Plat. menselijk lichaam: zijn moede te rusten leggen; op zijn krijgen, slaag krijgen.
2. [van II 1] karkasdraad: een muts met een steunsel van -.