Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Kanaän

betekenis & definitie

I. zoon van Cham, door Noë vervloekt.

II. o. [Hebr. laagland]

1. Eig. aan de Israëlieten beloofd land tussen de Middellandse Zee en de Jordaan: heet thans Palestina; de tocht naar het hemels -, de hemel; ons Hollands -, de geestelijke wereld in Holland. ➝ taal, vreemdeling.
2. kanaän land van geneugte.

< >