I. zoon van Cham, door Noë vervloekt.
II. o. [Hebr. laagland]
1. Eig. aan de Israëlieten beloofd land tussen de Middellandse Zee en de Jordaan: heet thans Palestina; de tocht naar het hemels -, de hemel; ons Hollands -, de geestelijke wereld in Holland. ➝ taal, vreemdeling.
2. kanaän land van geneugte.