('ka:mərling) m. (–en) ambtenaar, bediende in de kamer of de onmiddellijke omgeving van een meerdere nl.
1. ambtenaar, waardigheidsbekleder uit de onmiddellijke omgeving van een vorst.
2. kardinaal-kamerling.
3. eunuch.
4. kamer- en lijfbediende van een aanzienlijk heer.