o. [msch. ~ kever]
I. Eig. omhulsel der graankorrels : de afval van het gedorste en met de wan gezuiverde graan is -; zo
droog als als voor de wind wegstuiven. Gez. er is veel onder het koren, veel bij, dat nutteloos is; het
- van het koren scheiden, het bruikbare van het onbruikbare of de goeden van de kwaden afzonderen;
- dorsen, nutteloos werk verrichten. →: koren.
II. Metf.
1. schubvormige blaadjes die de bloemen bij grassen enz. omgeven.
2. katoenafval.