(kabi'net) o. (-ten; -je) [Fr. cabinet msch < Lat. capere, vatten]
I. Eig.
1. Algm. eerder klein en privaat vertrek : een luxueus ingericht -. Syn.→: boudoir.
2. lnz.
a. werkvertrek van een vorst of van een hoge ambtenaar : hij werd in het van de koning binnengeleid; het van de minister.
b. gemak, kloset, privaat, bestekamer, W. C. : naar het gaan.
c. zaal of galerij voor kunstverzamelingen: van schilderijen, penningen, munten.
3. Uitbr. ouderwetse fraaie kast, veelal met gebogen laden en twee bovendeuren : een eiken -.
II. Metn.
1. [van I 2 a]
a. partikulier sekretariaat, tesaurie inz. van een vorst : het van de Koningin, van de Koning.
b. niet-officiële benaming voor het ministerie, de gezamenlijke ministers, de regering : een met een speciaal mandaat; het gehele -is afgetreden; een demissionair -; het heengaand een rechts, links -; een klerikaal -; een konservatief, demokratisch -; een nationaal -, waarin alle grote partijen van het land vertegenwoordigd zijn.
2. [van I 2 c] kunstverzameling.