Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Janus

betekenis & definitie

('ja:nus)

1. Eig. Ouditalische god van het begin en het einde (vgl. januari) en daarom met twee aangezichten voorgesteld. Zijn Vredestempel, slechts een doorgang, was in oorlogstijd open, in vredestijd gesloten. Van Romulus tot Augustus werd hij maar driemaal gesloten.
2. janus m (-sen) Metf. onoprecht man.

< >