I. o. (-ken; -je) [→ Jacquerie ; boerenkledingstuk] bovenkleed nl.
1. Eert. kolder.
2. niet nauwsluitend, meestal katoenen vrouwenlijf: iemand wat op het geven, iemand op zijn komen, hem afranselen.
II. m. (-s) [Middenaziatische taal] vervaarlijk brullend rund, met sierlijk krachtige bouw en lange zijdeachtige haren, in Tibet en Mongolië als huisdier gebruikt (Poëphagus grumiens). Ook : bromrund.