(’ə:ving)
1. (Washington) Noordamerikaans geschiedschrijver, ° 1783 te New York, reisde, in diplomatieke dienst, door verschillende landen van Europa, o. a. Spanje, ✝ 1859 ; schreef o. a. Knickerbockers, History of New York (1809), een gewild-grappige geschiedenis van Nieuw-Amsterdam, waardoor het woord knickerbocker in omloop kwam; verder The Sketch-Book (1820), Oliver Goldsmith (1849).
2. (Edward) Schots sektestichter, 0 1792, predikant te Londen, ✝ 1834 te Glasgow; wilde de Kerk hervormen nog vóór de komst van Kristus, die hij beweerde nabij te zijn.