('in) (zat in, heeft ingezeten)
1. in een voertuig zitten : de -den van een vliegtuig.
2. ergens in zijn, alleen in de uitdrukkingen : er warm -, warm gekleed zijn of welgesteld zijn; ergens mee of met, over -, er mee verlegen zijn. → diep.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: