(inten'si:f)
I. bn. en bw. (...siever, -st)
1. innerlijk sterk: ...sieve kracht. Tgst. extensief.
2. levendig, opgewekt; een leven.
3. hevig: licht.
4. diep, donker: blauw.
5. met zo groot mogelijke produktiviteit: ...sieve kultuur.
II. o. (...sieven) werkwoord dat de betekenis van een ander versterkt: bibberen is een van beven.