Wat is de betekenis van intensief?

2019
2023-03-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

intensief

intensief - Bijvoeglijk naamwoord 1. veelvuldig van ingreep en aandacht, zo intens mogelijk De intensieve behandeling resulteerde niet in de gewenste vooruitgang. intensief - Zelfstandignaamwoord 1. (grammatica) een werkwoord waarvan de vorm een versterkte werking aangeeft,...

Lees verder
2017
2023-03-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

intensief

intensief - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: in-ten-sief 1. met veel aandacht en veel inzet ♢ we hadden een intensief gesprek met elkaar 1. intensieve veeteelt [met ver doorgevoerde mechanisatie]...

Lees verder
1994
2023-03-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Intensief

1 [Fr. intensif] bn krachtig, sterk, levendig, druk (verkeer); met grote produktiviteit; vol, diep (kleur), geconcentreerd, op een punt gericht (bombardement). 2 [Lat. (verbum) intensivum] werkwoord dat uitdrukt dat de handeling in sterke mate geschiedt (bijv.: bukken = diep buigen).

Lees verder
1993
2023-03-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Intensief

krachtig

1981
2023-03-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Intensief

diepgaand, met bijzondere geestkracht: door intensieve training behaalde de sportman een nieuw record. Een intensieve bewerking van de bodem is gericht op een zo groot mogelijke opbrengst.

1955
2023-03-25
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Intensief

hevig, krachtig; levendig; intensieve cultuur: bebouwing van de grond met het doel om door bemesting, enz., deze zo productief mogelijk te maken

1954
2023-03-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Intensief

Productie met gebruikmaking van veel arbeid en of kapitaal. Of de productie i. dan wel extensief, dit wil in het laatste geval zeggen: met aanwending van weinig arbeid en/of kapitaal, dient te geschieden om rationeel te kunnen worden genoemd, hangt geheel van de omstandigheden af. Dit komt, doordat bij verhoging van de productiemiddelen kapitaal en...

Lees verder
1950
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Intensief

(<Fr.), bn. bw., 1. innerlijk sterk, diep, vol, krachtig: een intensieve werking, oefening; intensief werkzaam zijn ; intensief blauw; — (landb.) intensieve cultuur, waarbij de productiviteit zo groot mogelijk wordt gemaakt ; 2. in'tensieve werkwoorden (intensieven), (taalk.) werkwoorden die...

Lees verder
1948
2023-03-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

intensief

betrekking hebbend op de innerlijke kracht, krachtig; sterk, levendig; intensieve cultuur, v. exploitatie van een akker of landgoed, waarbij veel geld en arbeid aan de bodem besteed wordt, om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen.

1937
2023-03-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

intensief

Fr. intensif, Lat. intensivus, 1. bn., bw. (met innerlijke kracht; sterk; levendig, opgewekt): een intensief vergift; intensieve cultuur van de bodem, door bemesting enz. de opbrengst zo hoog mogelijk opvoeren; intensieve ww.; 2. o. intensieven (w.w. met versterkte betekenis): nikken (nijgen) is een intensief; (s = z). Lat. intensivum, o. intensiva...

Lees verder
1937
2023-03-25
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

intensief

krachtig, sterk, levendig.

1930
2023-03-25
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

intensief

(inten'si:f) I. bn. en bw. (...siever, -st) 1. innerlijk sterk: ...sieve kracht. Tgst. extensief. 2. levendig, opgewekt; een leven. 3. hevig: licht. 4. diep, donker: blauw. 5. met zo groot mogelijke produktiviteit: ...sieve kultuur. II. o. (...sieven) werkwoord dat de betekenis van een ander versterkt: bibberen is een van beven.

Lees verder
1923
2023-03-25
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Intensief

(zie Intensiteit), sterk, krachtig.

1923
2023-03-25
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Intensief

(zie Intensiteit), sterk, krachtig.

1916
2023-03-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

intensief

[→Fr.], bn. enbw., 1. innerlijk sterk, diep, vol, krachtig: een intensieve werking, oefening; — werkzaam zijn; (landbouw) intensieve cultuur, waarbij de produktiviteit zo groot mogelijk wordt gemaakt; 2. intensieve werkwoorden (intensieven), (taalkunde) werkwoorden die een werking als versterkt aangeven en vaak van andere zijn gevormd d...

Lees verder
1914
2023-03-25
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

intensief

intensief - hevig, krachtig; levendig ; innerlijk; „intensieve cultuur”, v.: bebouwing van den grond met het doel om door bemesting, enz, dezen zoo productief mogelijk te maken.

1898
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Intensief

INTENSIEF, bn. bw. innerlijk, sterk, levendig: eene intensief blauwe kleur, sterk blauw: (landb.) intensieve cultuur, waarbij de productiviteit zoo groot mogelijk wordt gemaakt; — intensief werkzaam zijn; — intensieve werkwoorden (intensieven), (taalk.) werkwoorden van during, die van andere zijn gevormd, door het verscherpen van den s...

Lees verder