(hou'we:l) o. (houwelen;-tje) [houwen] werktuig om te houwen nl.
1. gereedschap bestaande uit een flauw gebogen ijzer aan een houten steel: het dient om gaten in de grond te houwen, muurwerk op te ruimen enz.
2. gereedschap bestaande uit een bijl die aan de andere zijde in een zware punt uitloopt: bomen rooien met het -.