m. (-en; -je) haak]
I. Eig.
1. scherpe punt gevormd door twee samenkomende lijnen of vlakken: de van een huis, een tuinmuur; op de der straat; speelkaarten met afgeronde -en; met -en en kanten, oneffen, ongelijk; om de komen kijken, ongezien een kijkje komen nemen of zich vertonen.
2. Uitbr.
a. Algm. ruimte binnen een hoek: de van een kamer; de knaap moest in de staan; iemand in de zetten; in de der ogen; in alle -en of in alle -fes en gaatjes zoeken; aardig, flink uit zijn komen, leuke opmerkingen maken of zich vrijgevig betonen; iemand in een -je dringen, in het nauw jagen. ➝ geluk.
b. Inz.
a. Meetk. onbepaalde ruimte begrepen tussen twee lijnen of vlakken die elkander ontmoeten: een wordt gemeten door middel van de boog van een cirkel (-360°), beschreven uit het ontmoetingspunt der benen, en zijn grootte bijgevolg in graden uitgedrukt; een gestrekte is 180°; een rechte is 90°, een scherpe is kleiner dan 90°, een stompe is groter dan 90°; bolvormige, inspringende, uitspringende, kromlijnige, ➝ overeenkomstige, ➝ overstaande, scheve, ➝ tegenovergestelde, tegenoverliggende, vlakke -en; aanliggende -en, door dezelfde zijde begrensd.
b. deel van de koopmansbeurs waar bepaalde zaken verhandeld worden: de voor tabak.
c. veilige, gezellige plaats: in een -je van de haard; in een -ske met een boekske, spreuk van Thomas a Kempis.
d. verborgen plaats, schuilhoek: zoeken in alle -en of in alle -jes en gaatjes; ’t is uit alle -en en gaten gehaald, overal vandaan; uit de komen, schieten, voor de dag, te voorschijn komen.
e. in het water uitstekende landtong: om de zeilen; de omgaan, zijn, gaan sterven, dood zijn; het -ie te boven zijn, de moeilijkheid overwonnen hebben,
f. uiteinde: in alle -en der stad. g. streek, oord: in een vergeten wonen; uit welke komt de wind? van welke zijde komt de tegenwerking of waaraan heb ik mij te houden? ➝ wind.
II. Metn.
1. Algm. personen die zich in een hoek bevinden.
2. Inz. in een hoek der koopmansbeurs handeldrijvende kooplui.
III. Metf. vishaak: een worm aan de slaan; aan of in de bijten, in het aas bijten of zich met iets (hachelijks) inlaten; met de gouden vissen, bij mislukte vangst vis gaan kopen. ➝ hengel.