Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

punt

betekenis & definitie

o. (-en; -je) [Lat. punctum < pungere, steken]

I. m. Eig.
1. uiterste, veelal scherp toelopend einde om te steken: de van een degen, een dolk, een ➝ mes, een ➝ naald, een ➝ nagel, een ➝ paal, een ➝ passer, een ➝ pijl, een ➝ speld, een ➝ zwaard.
2. Algm. spits uitlopend gedeelte: de van een neus, een potlood, een sigaar, een wapenschild; een (land)punt omzeilen; op de -en van de tenen lopen; daar kan ie een -je aan zuigen, een voorbeeld aan nemen.

Syn. spits. II. Metn.

1. Algm. [door een punt gestoken of getekend] klein rondetje: -en en streepjes zetten; een cirkel trekken die door drie -en gaat; een meetkundig heeft geen afmetingen; brand-, hoek-, raak-, snij-, toppunt. ➝ tee.

Syn. stip.

2. Inz.
a. ook v. punt als sluitteken aan het einde van een volzin: vergeet de niet achter de zin.
b. ook v. punt op een i of j: overal zijn de -en op de i’s vergeten; de -jes op de i zetten, iets nauwkeurig nagaan of uitvoeren,
c. maat van 3/8 mm waarnaar de drukletters berekend worden: die letter is twee -en te groot.

III. Metf.

1. eenheid waarnaar het winnen of verliezen berekend wordt: bij het biljartspel tien -en vóór zijn; hoeveel -en heb je in 't eksamen voor rekenen (gehaald)? je krijgt bij de wedstrijd vijf -en vóór.
2. tijdstip: op het staan, zijn (om) te vertrekken.
3. iets wat de grens uitmaakt: je mag hem wel tegenspreken, maar alleen tot een zeker -; kook-, smeltpunt.
4. a. Algm. onderdeel: hij heeft al vier -en van zijn verhandeling klaar; iets voor nagaan; de -en van een opstel; de -en van een aanklacht, een proces; nu komen wij tot het kritische -; dat blijft nog altijd een donker -.
b. Inz. onderdeel van een distributiekaart waarvoor men waren krijgt: hoeveel punten moet je geven voor een nieuw pak? textielpunten.
5. biezonderheid, zaak: een netelig, teer -; het in kwestie; over dat zijn we het niet eens. Gez. de fijne -jes, de laatste zorg aan een werk besteed; de -jes gaan, zijn eraf, de biezonderheden vergeet men, weet men niet meer; iets in de -jes kennen, weten, tot in de kleinste biezonderheden; in de -jes zijn, nauwkeurig, netjes in orde; op de -jes letten, op de kleinigheden; op het van eer is hij zeer gevoelig, hij acht zich spoedig beledigd wat het eergevoel betreft.


Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis?Word vriend van Ensie en ontvang een gratis encyclopedie!