Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hemd

betekenis & definitie

(hemt) o. (-en; -je) meestal linnen, op het blote lijf of boven een flanel gedragen onderkleed : een flanellen, katoenen, zijden ; een haren (boete)-; in het, zijn (blote) -; nat tot op zijn -; een schoon aantrekken; een met een paar afknoopmanchetten; een met vaste boord heet polohemd; men draagt een van een bepaalde kleur als kenteken van een (politieke) partij, een vereniging enz. Gez. Engels -, overhemd met gestreken borst; er uitzien als een vuil -, zeer ongezond, erg verpierewaaid; geen aan ('t lijf) hebben, doodarm zijn; het is nader dan de rok, ieder is zichzelf het naast of bloedverwanten gaan voor vreemden; iemand het van ’t lichaam vragen, tot het laatste toe uitvragen; iemand het van ’t lijf stropen, hem zelfs het onmisbare ontnemen; iemand in zijn laten staan, hem ten prooi laten aan schaamte en schande; iemand tot zijn uitkleden, uitschudden, van alles beroven; in zijn staan, van alles beroofd zijn of in grote verlegenheid, beschaamd zijn.

< >