(groe'pe:rən) (groepeerde, heeft gegroepeerd)
1. tot een groep (1) bijeenschikken ; de jongens voor een fotografie -.
2. bijeenbrengen : een paar gedachten om een bekend figuur -.
3. in groepen afdelen: de boeken van een biblioteek -.
4. zo schikken dat de gewenste indruk wordt verkregen ; de cijfers van statistieken weten te -.