(gri:p) v. [Rus. kuchen] aanstekende ziekte met koorts en ontsteking der ademhalingsorganen. Syn. influenza Enc.
Nadat men sedert vele jaren van de griep niets meer gehoord had, werd zij sinds 1889, 1891, 1900 en vooral sinds 1918 in Spanje (vandaar : Spaanse griep) bijna voortdurend waargenomen. Vooral in het koude jaargetijde komt zij vaak ook epidemisch voor. De ontsteking der ademhalingsorganen kan verschillen van een gewone verkoudheid tot een ernstige longontsteking. Oorzaak : waarschijnlijk een door Pfeiffer ontdekte en naar hem genoemde bacil. Behandeling: koortsmiddelen en bedrust.