Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Goethe

betekenis & definitie

(Johann Wolfgang) grootste Duitse dichter, ° 1749 te Frankfort a/M, van burgerlijke afkomst, studeerde in de rechten te Leipzig en te Frankfort; had als advokaat niet veel te doen en wijdde zich geheel aan de letteren, ondergaande en in zich opnemend alles wat de wereld en de wetenschap aan de zich uitlevende en vrij zich ontwikkelende mens biedt; vestigde zich, op uitnodiging van hertog Karel Augustus van Weimar, in deze laatste stad, waar hij het middelpunt werd van het letterkundig leven; reisde door Zwitserland en Italië; keerde terug naar Weimar, sloot er vriendschap met Schiller en † er 1832. Hij schreef lyrische gedichten als Der Fischer, Der du im Himmel bist, Über allen Gipfeln ist Ruh; Römische Elegien (1790), Balladen (1796); drama’s als Götz von Berlichingen (1773), Iphigenie auf Tauris (1787), Egmont (1788), Torquato Tasso (1790), Faust (1831); romans als Die Leiden des jungen Werthers (1774), Wilhelm Meisters Lehrjahre (1796) Wahlverwandtschaften(1809), Wilhelm Meisters Wanderjahre (1821); epen als Der ewige Jude (1774), Hermann und Dorothea (1797); zelfbiografieën als Dichtung und Wahrheit (1814), werken over natuurwetenschappen en kunsten.

Goethe is een universeel genie dat natuur, wetenschap en kunst omvat. Hij is realist, maar een realist die de werkelijkheid omtovert tot rijke kleurige poëzie in volmaakte vorm.

< >