Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

goedkoop

betekenis & definitie

I. bn. en bw. (goedkoper, beterkoop; -st)

1. laag in prijs: ...kope waren; iets kopen; er afkomen, met geringe kosten of zonder grote schade: -, duurkoop, alle waar is naar haar geld.
2. gemakkelijk (te behalen): goedkope lof, roem; op goedkope wijze.
3. laag bij de grond, zouteloos: een goedkope aardigheid.
4. geen hoge prijzen vorderend: die kleermaker is -.
5. waar de prijzen niet hoog zijn; een goedkope bazaar; Antwerpen is goedkoper dan Brussel.

Tgst. duur.

II. m. (-je) goedkoopheid: voor de -; het moet maar op een -je gaan, zuinig.

< >