('gi:tər) m. (-s ; -tje)
I. Eig.
1. Algm. hij die giet.
2. Inz. metaalgieter : de vervaardigt drukletters.
II. Metn. blikken vat met tuit waarop een trechter met sproeigatenkan geplaatst worden en dienend om planten enz. te gieten : de broes of spruit van de -; een porseleinen -tje in het salon.