Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

gewas

betekenis & definitie

(gә'was) I o. (-sen; -je) [wassen]

I. Eig. wasdom, groei, gestalte: klein van -.

II. Metn.

1. Algm. al wat uit de bodem groeit: het eerste, groen, jong -. Syn. kruid, plant.
2. Inz.
a. plant van een bepaalde soort: een uitheems -.
b. gewas dat gezamenlijk wordt geoogst, oogst: een slecht -; vroeg zomer, kwaad -; dat is

eigen -; wijn van het voorlaatste -, van verschillende -sen.

II o. het aanhoudend wassen.

< >