Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

getuige

betekenis & definitie

(gə'tuigə) (-n)

I. Eig.
1. m. en v. persoon die bij een handeling tegenwoordig is nl.
a. op last van het openbaar gezag : bij iemands huwelijk zijn; de notariële akten zullen worden verleden voor een notaris, in tegenwoordigheid van twee-n; N. is mijn dat ik...; God tot nemen ter bevestiging van de waarheid van een bewering,
b. bij het gerecht om een verklaring af te leggen : een onwraakbaar -; een oproepen, afwijzen of wraken.

Gez. één is geen -, niemand kan, op de beschuldiging van slechts één getuige, worden veroordeeld : - à charge, tegen de beklaagde; - à décharge, ten gunste van de beklaagde.

c. zonder er in betrokken te zijn : van iets zijn; een belangstellend, deelnemend -; ten aanhoren van -n; zonder -n, onder vier ogen.
2. m. Uitbr. getuigeberg.

II. o. Metn.

1. verklaring die een getuige (II) aflegt, getuigenis : iemand, van goede -n voorzien, zoekt een plaats als koetsier; -n geven, vragen, gunstige getuigenissen.
2. wat tot getuigenis strekt: zijn tranen zijn -n van zijn berouw; zijn moed in het gevaar.