(gə'me:nza:m) bn. en bw. (...zamer, -st)
l.als gelijke, vertrouwelijk met iemand (omgaand) : hij was gauw met de goede lui uit de buurt; jegens iemand. Tgst. terughoudend.
2. van nabij bekend : met de Latijnse dichters, met het Hebreeuws; zich met iets maken, zich er aan gewennen.
3. blijk gevend van vertrouwelijkheid : gesprek, onderhoud; ...zame omgang; verkeren, met iemand omgaan.→: voet.
4. ongedwongen, los : ...zame stijl; een ...zame uitdrukking ; dat klinkt -.
5. door oefening eigen geworden : het Engels is hem even als het Nederlands ; zich een taal maken.