Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

gemaal

betekenis & definitie

(gə'ma:l) m. (...malen, -s)

I. echtgenoot inz. in toepassing op vorsten : de Koningin en haar -; de prins -. Syn. →: echtgenoot.

II

1. Eig. het aanhoudend malen van molens.
2. Metn.
a. te malen graan, in zover het aan aksijns onderworpen is : belasting op het -.
b. die belasting zelf : de pachter van het-.
c. molen of samenstel van molens voor de bemaling van polders : de inrichting van een -. gemaal. III het aanhoudend malen, zeuren.

< >