A. o. (-en) [het bijeengelegde]
I. Eig. geheel der inleggelden door een aantal personen bijeengebracht om zich aan eten of drinken te goed te doen: het betalen, ook Fig. de straf ook voor anderen dragen; vrij -, vrije vertering inz. in toepassing op de drank.
II. Metn.
1. drinkpartij op gemeenschappelijke kosten: van het zijn; -en zetten, drinkpartijen aanrichten.
2. gezelschap dat een gelag (1) houdt.
B. o. [het gelegen zijn, gelegenheid] lot, noodzakelijkheid, alleen in de uitdrukking: een hard -.