Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

geit

betekenis & definitie

v. (-en; -je)

1. Eig. wijfje van de bok (Capra): de is een huisdier; de horens zijn bij de -en kleiner dan bij de bokken; de kinbaard van de -; men onderscheidt angorageit, kasjmiergeit, steenbok, tamme, wilde -; het -je loopt zo dikwijls in de kool, totdat het er vacht laat, de snoepers komen ten laatste bedrogen

< >