1. Eig. wijze waarop men zich gedraagt, uiterlijk voorkomen: uw druk gejoel en wild -; houding en -; uiterlijk van gedienstigheid.
2. Metn. beweging van een lichaamsdeel tot uiting van iets innerlijks: een breed, deftig, driftig, potsierlijk, sprekend, toornig -; stomme gebaren; gebaren maken bij het deklameren.
Gepubliceerd op 30-06-2020
gebaar
betekenis & definitie