('frans) o. Vlaamse streek in het noordwesten van Frankrijk, ± 1000 km2, 250.000 inw.
Geschiedenis. In de middeleeuwen werd Nederlands gesproken tot Bonen (Boulogne). Het tegenwoordige Frans-Vlaanderen maakte eerst deel uit van Kroon-Vlaanderen en was door de Leie in een Vlaams en een Waals gedeelte gesplitst. Dit Waals gedeelte tussen Leie en Schelde, met Rijsel als grootste stad, is echter nooit volkomen Waals geweest. Door de Vrede van Nijmegen (1678), onder Lodewijk XIV, werd Frans-Vlaanderen gedeeltelijk bij Frankrijk ingelijfd. Thans bestaat het uit de arrondissementen Duinkerken en Hazebroek.
Ook het arrondissement Rijsel, waar nog veel Vlaams gesproken wordt, kan men er bij rekenen. Sedert de inlijving bij Frankrijk, werd door het Frans onderwijs, het Vlaams meer en meer verdreven. Alleen enkele rederijkerskamers, later het Comité Flamand de France, met als spreuk : „Voor Moedertaal en Vaderland”, later nog, vóór de Eerste Wereldoorlog, de te Antwerpen opgerichte kring „Pro Westlandia” hielden het Vlaams bewustzijn enigszins wakker. Sinds 1926 wordt het Vlaams als tweede taal in het middelbaar onderwijs officieel geduld.