Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

fluweelwever

betekenis & definitie

(flu'we:l) m. (-s). fluweelweverij (vd'rij) v. (-en), fluweelzwart (flu'we:l) bn. en bw.

donkerzwart als zwart fluweel : -e pensees. fluwelen (flu'we:lon) bn. en bw. 1. van fluweel : gordijnen. * bril. 2. zacht : met tredjes. 3. zachte, vleierige woorden sprekend : een tong. fluwelig ('we.'ldch) bn. op fluweel gelijkend : een aangezicht.' fluwijn I (flu'wijn) (-en) v. en o. (-en; -tje) [Lat. pulvinus, peluw] kussensloop.

< >