I o. (-en) [Oudfr. flours, bloemen .'. msch. fijnste weefsel] 1. Eig. zwart krip, gaas als rouwstof gebruikt : een rouwband van -; in hullen; met overdekken. 2.
Metf. wat als een floers overdekt, sluier : een van wolken; de duisternis, het van de nacht.